Potentieel, grenzen, kansen – KuKuG interview
Jongeren en kunst: Joachim Freund over zijn ervaringen met het project „Man sieht sich“
Joachim (Jochen) Freund, auteur en KuKuG-lid, heeft onder de vlag van onze vereniging een cultureel project met jongeren georganiseerd. “Man sieht sich”, de titel van het project, resulteerde in een tentoonstelling en lezingen die moesten plaatsvinden in het Kunsthaus Bocholt, doordat onze Kubaai-thuishaven nog niet klaar is. Hij vertelt over zijn projectervaringen.
KuKuG: Hoe is het project tot stand gekomen?
Jochen: Tijdens de pandemie deed het onvrijwillig afzien van persoonlijk contact me kijken naar wat eigenlijk normaal is, elkaar vanuit verschillende invalshoeken zien en ontmoeten en daarover schrijven. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat de situatie van het niet socialiseren vooral jonge mensen trof. Zo ontstond het idee om hen aan te moedigen zich als het ware op hun eigen kunstzinnige manier te uiten, met de bedoeling dat we dit dan samen in het openbaar zouden doen.
KuKuG: De aanpak komt overeen met een van de doelstellingen van KuKuG, namelijk bijdragen aan een brede toegang tot kunst, ook voor jongeren. In hoeverre is dat gelukt?
Jochen: Ten eerste zijn de ervaringen van dit project niet algemeen geldig. Maar misschien bieden ze bepaalde aanknopingspunten voor deze doelstelling, die voor mij erg belangrijk zijn. Het project was gericht op middelbare scholen in Bocholt. Jongeren werden dus niet rechtstreeks benaderd, niet
persoonlijk, maar de scholen besloten of zij of bepaalde klassen zouden laten deelnemen. Van de acht onderwijsinstellingen waarmee ik via de afdeling onderwijs van de stad contact opnam, deden er twee mee. Bijna alle andere reageerden helemaal niet en waren later ook niet geïnteresseerd in
de feitelijke realisatie.
KuKuG: 40 leerlingen van twee beroepsopleidingen in de leeftijd van 16 tot ongeveer 20 jaar namen deel. Hoe zag je het projectwerk met hen voor je?
Jochen: De aanpak was bewust zo open mogelijk. Na een inleiding gaf ik de jongeren slechts een paar richtlijnen. Deze omvatten het doel van een publieksevenement in de vorm van een tentoonstelling plus lezingen van mijn kant over het onderwerp en de bijbehorende vereisten op het gebied van
presentatie, organisatie, ruimtelijke en financiële vereisten en PR. De titel van het project was gebaseerd op een alledaagse praktijk. De studenten moesten echter zelf beslissen hoe ze het onderwerp zouden oppakken, in welke vorm en met welke middelen ze het zouden realiseren. Het was aan hen om dit te organiseren en oplossingen te vinden.
KuKuG: Hoe was jullie samenwerking met de scholen?
Jochen: Ik heb verschillende mogelijkheden doorgesproken met de verantwoordelijke docenten, bijvoorbeeld gezamenlijke werkgroepen. Ze besloten om het project onderdeel te maken van hun lessen of training.
KuKuG: Wat betekende dat in de praktijk, voor samenwerking en communicatie?
Jochen: Daar waren grenzen aan. Communicatie met de jongeren vond sporadisch plaats tijdens klassenbezoeken, met één klas ook via WhatsApp, verder via de docenten met e-mailtjes. Tijdens de klassenbezoeken was er alleen ruimte voor organisatorische zaken en individuele inhoudelijke vragen, en soms ook voor praktische tips. Er was bijna geen tijd voor meer gedetailleerde, diepgaande gesprekken of discussies.
KuKuG: Was er enige buitenschoolse betrokkenheid?
Jochen: Individuele leerlingen werkten thuis intensief aan het project, ook in groepjes. Over het algemeen leek hun buitenschoolse tijd echter een taboe – zowel van de kant van de jongeren als van de scholen. Sommige leerkrachten echter toonden ook buiten de lestijden hun engagement.
KuKuG: Welke invloed had dit op het project?
Jochen: Wat tot nu toe gezegd is, wijst al op een fundamenteel probleem met het project. Het maken van tentoonstellingen maakte deel uit van het curriculum, maar de presentatie ervan werd niet gezien als een zaak voor de scholen, maar als een taak voor het projectmanagement. De scholen vonden het moeilijk om flexibel om te gaan met vaste lesstructuren en om buitenschoolse activiteiten voor de leerlingen te organiseren. In veel gevallen toonden de jongeren echter ook geen interesse in de tentoonstelling en de lezingen.
KuKuG: Waarom was dat?
Jochen: Aan de ene kant zagen veel leerlingen het project in verkorte vorm als de gebruikelijke vervulling van een taak in de klas, als het leveren van een prestatie die beoordeeld moest worden – in sommige gevallen met een persoonlijke winstoogmerk. Aan de andere kant hadden ze niet zoveel met kunstexposities. Leerlingen toonden overwegend een gebrek aan interesse omdat ze “geen verband konden leggen” met de inhoud en de sfeer niets aantrekkelijks had. Ze waren niet bekend met het Kunsthaus als tentoonstellingslocatie.
KuKuG: In dit geval hadden de jongeren echter de kans om mee te helpen een tentoonstelling te organiseren die interessant was voor hen en hun leeftijdsgenoten.
Jochen: Dat was inderdaad wat ze wilden – met succes, te oordelen naar de reacties van de bezoekers. Op een paar na waren ze echter niet geïnteresseerd om de tentoonstelling als een totaalervaring te zien en er ter plekke met anderen over te discussiëren. Ze gaven hiervoor geen plausibele redenen.
KuKuG: Welke effecten had het werkproces als onderdeel van het project?
Jochen: Ik was, net als veel bezoekers van de tentoonstelling, onder de indruk van de vaak spontane en uiteenlopende ideeën die de jongeren hadden voor een thematische aanpak en de realisatie ervan. Ook van het enthousiasme waarmee de jongeren werkten – ze genoten duidelijk van de nogal ongebruikelijke omgang met materialen en de succesvolle creatie van foto’s, objecten, installaties of een film. Een belangrijke leerervaring was voor hen het teamwerk. Ik was onder de indruk van de intensieve reflectie die gepaard ging met een deel van het werk. Er werd rekening gehouden met het doel van een publieke presentatie, maar alleen in die mate dat een object als zodanig “tentoonstellingsklaar” moest zijn in zowel visuele als technische termen.